Er is een tijd geweest dat de prachtige coniferen dé toonaangevende plantengroep op aarde vormden. Zo’n 230 miljoen jaar geleden (tijdens de Perm-periode) waren de coniferen de eerste plantengroep op onze aarde die zich via (primitieve) bloemen en echte zaden voortplantten. Daarvoor deelden planten zich of ze vermeerderden zich via sporen.
Afkomst coniferen
Allerlei soorten coniferen zijn allang uitgestorven en alleen als fossielen bekend, maar veel volhouders zijn er nog steeds – en hoe! Ze komen zowel op het noordelijk als het zuidelijk halfrond voor. In tropische oerwoudgebieden tot moerassen en van hete, droge savannen tot aan de koude boomgrens hoog in de bergen (en dicht bij de polen). In zeven aparte families met wel vijftig geslachten en honderden soorten. En allemaal totaal verschillend. Maar inmiddels heel exclusief tegenover de wel 300.000 soorten moderne bloemplanten die de natuur nu domineren.
Coniferen als kleur- en vormelementen
In Nederland en Vlaanderen kwam vroeger de venijnboom (Taxus baccata) als inheemse plant voor, maar die is hier als wilde boom verdwenen. De jeneverbes (Juniperus communis) is er nog wel sinds de prehistorie. Of de grove den (Pinus sylvestris) bij ons inheems is, wordt betwijfeld.
Alle andere soorten coniferen die we hier hebben, zijn dus als bos-, park- of tuinplant geïmporteerd. En daarvan zijn weer duizenden cultuurvormen gekweekt die als bijzondere kleur- en vormelementen rust brengen in de zomertuin en ook ’s winters blijvende kleur geven.
Coniferen in kleuren
Er zijn wel bladverliezende coniferen, zoals de lorken of lariksen (en de bijzondere Ginkgo) die een schitterende herfstkleur vertonen, maar de meeste coniferen behouden zomer en winter hun naald- of schubvormige loof . En dat is er in tal van kleuren: uiteraard allerlei tinten groen, maar ook fel- tot donkerblauw, zilvergrijs, geel, wit- en geelbont. Zelfs roodachtige tinten komen voor en wie denkt dat altijdgroene coniferen ook altijd hetzelfde groen showen, heeft het mis.
Er zijn heel wat soorten die met prachtige, frisgroene ‘kaarsen’ uitlopen of die ’s winters bronsgroen verkleuren. Coniferen eentonig? Vergeet het maar! Het is bovendien niet alleen het blad dat grote verschillen vertoont, ook de groeivormen (van bodembedekkers en dwergen tot smalle zuilen en brede kronen), de basten, de wortelstructuren, de bloeikegels en zelfs snoeivormen geven een eindeloze variatie. Veel dwergvormen zijn geschikt als bonsai.
Coniferen zijn geweldig sterk
Coniferen hebben vrijwel geen last van insecten en schimmels. Snoeiwonden hoeven niet te worden afgedekt. Sommige coniferen lijken het eeuwige leven te hebben. De oudste levende wezens op aarde zijn naaldbomen (in Amerika groeien coniferen van meer dan 5000 jaar oud).
Er zijn coniferen voor ieder type grond (van zuur tot kalkrijk), soorten die zoute zeewind verdragen of die met luchtwortels zelfs in moerassen kunnen groeien. Van coniferen voor minituinen tot parken. Van heel langzaam tot supersnel groeiend. De keuze is aan u!
Voor het voetlicht
Een paar geslachten lichten we er willekeurig even uit. Zoekt u een blauwe conifeer, kijk dan bij Abies, Cedrus, Chamaecyparis, Juniperus, Picea of Pinus. Gele vormen zijn rijk vertegenwoordigd bij Chamaecyparis, Cedrus, Juniperus, Taxus en Thuja. Witbont vindt u vooral bij Chamaecyparis. Prachtige treurboompjes bij Chamaecyparis, Cedrus, Larix, Taxus en Tsuga.
Voor haagconiferen moet u dicht en liefst horizontaal vertakkende planten hebben met fijn loof. De oersterke, fijn-geschubde, kruipende Microbiota decussata die ’s winters brons verkleurt, werd pas in 1921 in Siberië ontdekt. En een paar jaar geleden werden in Australië levende exemplaren van de Wollemi Pine (Wollemia nobilis) aangetroffen die alleen nog van meer dan 100 miljoen jaar oude fossielen bekend was. Hij wordt nu weer gekweekt!
Tuintips voor januari:
- Liever niet over bevroren gras lopen. Dat kan later dode bruine plekken geven
- Bij kale vorst (zonder sneeuw of ijzel) en felle zon kunnen groenblijvende bladplanten uitdrogen. Dek ze dan tijdelijk af (bijv. met tuinvlies)
- Het is beter strooizand tegen gladheid te gebruiken dan zout of pekel
- In vogelvoer zitten vaak te weinig vitamines. Dan gaan de vogels van de plantenknoppen vreten. Voorkom dat door ook stukjes fruit aan te bieden
- In januari kunt u de grond bemesten met thomasslakkenmeel of landbouwkalk. Geen kalk bij heide of andere zuregrondplanten strooien
- Laat de tuin verder zo veel mogelijk met rust